Kort na 1900 werd het een rage. Jubilerende fabrikanten, verzekeraars, winkels en bestuursorganisaties lieten bij de grote faïence- en plateelfabrieken tegeltableaus schilderen. Naast Porceleyne Fles en Rozenburg waren de uitvoerders vooral de Amsterdamse tegelbakkerij De Distel en de Hilversumse Plateelbakkerij Delft.
Collectie
Vanaf de jaren 80 van de 19e was het de Delftse aardewerkfabriek De Porceleyne Fles die in Nederland een prominente rol vervulde als producent van monumentale tegeltableaus en bouwkeramiek. Het waren Adolf le Comte (Rijswijk, 1850 – Den Haag, 1921), docent ook aan de Polytechnische School in Delft, en Leon Senf (Delft, 1860 – Alkmaar, 1940), die jaren achtereen in diverse keramische technieken tableaus uitvoerden.
Bij de stichting van de Plateelfabriek Rozenburg in 1883 koos de nieuwe fabriek voor een eigen, toen ook grensverleggende moderne keramiek. Daarmee kwam ook een uitgebreide productie van tegels, tegelplaten en tegeltableaus op gang. Sleutelfiguur daarbij was Daniël Harkink. Hij hielp geestverwante jonge kunstenars op weg bij het plateelschilderen en was ook verantwoordelijk voor de decoratietechnieken.
Jonge Haagse kunstenaars als Willem de Zwart en Cornelis Koppenol kregen in de nieuwe fabriek van Rozenburg eveneens de kans om tegels en tegelplaten te gaan schilderen. Het Keramisch Museum Goedewaagen heeft inmiddels een voor Nederlandse musea unieke collectie aan vroege Rozenburg-tegels en -tegelplaten van voor 1890.
Op 23 november 1890 overleed koning Willem III. Zijn troongerechtigde dochter prinses Wilhelmina was op dat moment 10 jaar; opvolgen kon zij pas in 1898 na het bereiken van de achttienjarige leeftijd. Haar moeder, koningin Emma, zou tot dien als regentesse optreden. De in Den Haag gevestigde hoffotograaf Alphonse Zimmerman maakte vermoedelijk nog voor de jaarwisseling statiefoto’s van de prinses alleen en van haar met haar moeder. De foto van de jonge prinses werd eind augustus 1891 als bron gebruikt door Daniël Harkink voor zijn op bijzonder knappe manier geschilderde tegeltableaus. Hij maakte er twee tegelijk, één in 40 tegels en één in 70 tegels. Het Keramisch Museum Goedewaagen kreeg de kleine versie in bruikleen; naderhand bleek dat de 70 tegels grote versie, overgeschilderd met een witte guirlande-bies met een kroon en oranje-appeltjes in 1902 door koningin Wilhelmina geschonken werd aan de uit Zuid-Afrika verbannen president Paul Kruger.
Niet in het Delfts Blauw, zoals bij de Porceleyne Fles toen gangbaar, maar in het sepia en polychroom bracht de fabriek Rozenburg ook monumentale tegeltableaus uit. Ook hierbij ging Daniël Harkink voorop, maar de naam van Albertina Wijnhoff, de eerste vrouwelijke meesterschilder op keramiek van Nederland, moet eveneens genoemd worden. Dat Harkink zelf zeer sterk beïnvloed was door het schilderwerk van de late Rembrandt, overigens net zo als het werk van de toen bijzonder populaire kunstschilder Johannes Bosboom, blijkt uit zijn rembrandteske schilderwerk van het kerkinterieur van de Haagse Grote Kerk naar Bosboom en het clairobscur in zijn tegelschildering van de poorten van het Binnenhof in Den Haag.