Museumonderzoek en presentaties van de bedrijfsgeschiedenis van het Goedewaagen-concern
Het Keramisch Museum Goedewaagen is opgericht voor de wetenschappelijke bestudering van gedecoreerd, Nederlands industrieel aardewerk vanaf 1875 tot heden en de presentatie daarvan. Deze doelstelling vloeit mede voort uit de bedrijfsgeschiedenis van de aardewerkfabriek Goedewaagen-Gouda BV, gevestigd in Nieuw Buinen sinds maart 1983. Goedewaagen’s bedrijfsverleden gaat namelijk in directe lijn terug tot een groot aantal hierna in hun relatie tot het Keramisch Museum beschreven keramiekfabrieken.
Door het systematisch onderzoek dat de museumstaf sinds de stichting van het museum samen met verzamelaars-documentalisten, kunsthistorici, glazuurspecialisten, keramisten en niet te vergeten goed ingevoerde werknemers uit de diverse keramiekfabrieken zelf uitvoert, richt het Keramisch Museum Goedewaagen zich op het behoud van het Nationale Erfgoed dat in de productie van de onderhavige fabrieken besloten ligt.
Sinds 2000 bouwt het Keramisch Museum een digitale collectie op van foto’s, catalogus-afbeeldingen en andersoortige documentatie over de productie van Nederlandse aardewerkfabrieken aan modellen, decors en over de daarbij toegepaste keramische technieken. Dit museumonderzoek mondde onder andere uit in het driedelige, Engelstalige handboek van R. Tasman, Gouda Pottery Book, Rotterdam (Optima Publishers) 2007. Museumconservator Friggo Visser trad als hoofdredacteur op bij dit project waarin een uitvoerig bedrijfsprofiel van 64 grote en middelgrote fabrieken, hun vormgevers en werknemers gegeven werd.
Het in meer dan twaalf werkgroepen voortgezette productie-onderzoek valt in nauw overleg met het Keramisch Museum Goedewaagen sinds september 2010 onder de hoede van de Stichting Wetenschappelijk Instituut Willem van Norden in oprichting. Insteek van het museum in deze research is de nu bijna 4000 nummers tellende collectie die sinds 1989 opgebouwd is. De navolgende fabrieken staan in het onderzoek centraal:
Goedewaagen’s Koninklijke Hollandse Pijpen- en Aardewerkfabrieken in Gouda, oorspronkelijk gesticht als pijpenfabriek van P. Goedewagen in 1779. Een fabriek die in de 19e eeuw een internationale handelspositie als pijpenfabrikant verwierf en mede daardoor het kapitaal had om hoogwaardige messingvormen van kleinere, Goudse pijpenfabriekjes die in economische problemen waren geraakt, over te nemen. In 1909 betrok Goedewaagen een voor die tijd ultra-moderne nieuwe fabriek aan het Jaagpad in Gouda, net buiten de vroegere stadswal. Aart Goedewaagen I nam ook het initiatief tot bedrijfsrondleidingen zoals een krantenartikel in de NRC van 1911 al weergaf. Een traditie die de fabriek tot de dag van vandaag voortzet. Sinds 2010 vinden deze rondleidingen onder de verantwoordelijkheid van het Keramisch Museum plaats, dat ook de keramisch-technische en kunsthistorische kwaliteiten van het verhaal ijkt.
Een andere traditie binnen het bedrijf is dat de bedrijfsgeschiedenis voor met name de productie van Goudse kleipijpen ook vanuit het bedrijf zelf bestudeerd werd. Samen met dr. Helbers, de directeur van de Stedelijke Musea van Gouda, bracht Dirk Abraham Goedewaagen in 1942 een toonaangevende publicatie uit over de Goudse stenen pijpen.
De laatste Goedewaagen-directeur, Aart III, stelde in 1974 het directie-archief van Goedewaagen beschikbaar aan de pijpeloog drs. Don Duco van het aanvankelijk in Leiden en nu in Amsterdam gevestigde Pijpenkabinet voor een wetenschappelijke studie over de Koninklijke Goedewaagen. Voor deze opdracht werd dit archief in bruikleen toevertrouwd voor een periode van 30 jaar aan het Gemeente-archief van Gouda, nu het Streek Archief Hollands Midden. In 2000 bracht de Leidse uitgeverij Primavera Don Duco’s studie uit. De in Nieuw Buinen aanwezige en door het Keramisch Museum beheerde archieven van de Schilderzaal en het Laboratorium noch de inmiddels tot stand gebrachte collectie werden door Duco gebruikt.
Voor de determinatie van Goedewaagen-pijpen verwijst het Keramisch Museum naar het Pijpenkabinet. In het eigen museum wordt de pijpengeschiedenis alleen educatief gepresenteerd. Anders ligt het museumonderzoek ten aanzien van de Goedewaagen-productie aan sier- en gebruiksaardewerk, monumentale beelden en kleinplastieken, tegels, tegeltableaus en mozaïeken. Met steun van een groot aantal verzamelaars werkt het Keramisch Museum nu circa 15 jaar aan de wetenschappelijke beschrijving van deelcollecties van Goedewaagen-aardewerk. Zie ook het programma van het Wetenschappelijk Instituut Willem van Norden.
Tot dit onderzoek hoort met nadruk ook de Drentse geschiedenis van de aardewerkfabriek Goedewaagen. In 1963 kocht Aart Goedewaagen III aan de Glaslaan in Nieuw Buinen voor de productie van haar serviezen en Delfts blauw een fabriekshal die daarvoor eigendom was van de kledingfabriek La Vita. In de daaropvolgende tien jaar werd de aardewerkfabricage vanuit Gouda successievelijk naar Drenthe overgeheveld. Daar waren inmiddels meerdere fabriekshallen bijgebouwd. In 1974 werd het fabriekspand aan het Jaagpad afgestoten, waarna het ten behoeve van woningbouw gesloopt werd. Alleen de ontwerp-afdeling en het verkoopkantoor bleven in Gouda gehuisvest.
Kort nadat ook die laatste afdelingen in 1982 naar Nieuw Buinen verhuisd waren ging Goedewaagen’s Koninklijke Hollandse Pijpen- en Aardewerkfabrieken mede ten gevolge van de toenmalige energiecrisis failliet. Onder leiding van de voormalige verkoopmanager J. Kamer beleefde de fabriek in maart 1983 een herstart als Goedewaagen-Gouda BV.
De volksaardewerkfabriek en potterij De Star in Gouda. De Star of Starre is Gouda’s oudst bekende aardewerkfabriek binnen de wallen, waarvan de vroegste archiefvermelding terug gaat tot 14 mei 1612. Stichter was Jacob Pietersz., een buiten Gouda geschoolde terracotta-pottenbakker. Voorbij aan de middeleeuwse traditie van Hollands gebruiksaardewerk ging Mels Maertensz. Brouckert, de 3e eigenaar van het pand. Hij verwierf het alleenrecht om pijpenpotten voor de ovenstook te maken. Later kreeg hij ook het monopolie op het maken van suikerpotten en trechters voor de suikerraffinaderijen.
De familie Goedewaagen kocht deze potterij en aardewerkfabriek in 1853 waardoor de pijpenmakerij die volgens Gouds recht niet zelf mocht stoken, van toen af in eigen beheer zoveel mogelijk pijpenovens kon gaan stoken. Tot 1950 zette Goedewaagen dit ambachtelijk bedrijf voort. Het Keramisch Museum documenteert hoe vanaf de jaren 30 handgedraaide modellen omgezet werden in die van gietmodellen.
Als oudste loot van het Goedewaagen-concern kan de potterij De Star – een overigens pas in de 18e eeuw ontstane naam van het pand – doorgaan als Nederlands oudste, nog steeds bestaande fabriek van gebruiks- en sieraardewerk. Het Keramisch Museum beschikt over de glazuurrecepten van De Star-Goedewaagen uit 1921, dat leidde tot reconstructies van dit Gouds-groene koperglazuur op een spaarvarkenproject van het museum in 2011. Het museum werkt verder op basis van een bewaard gebleven drukwerkcatalogus van ca 1910 met lijntekeningen van de honderden gedraaide modellen aan een expositie voor 2012 over Nederlands gebruiksaardewerk gedurende eeuwen.
De nu wereldbekende pottenbakker Willem Coenraad Brouwer leerde van 1898 tot 1900 het métier van de pottenbakkers van Goedewaagen-De Star. Dankzij een waardevol bruikleen van verzamelaar Jan H. Branolte kan het Keramisch Museum de invloed van Brouwer op de ontwikkeling van de Arts and Crafts in Nederland in zijn semipermanente presentatie documenteren. Vanaf 1923 bood Goedewaagen aan jonge keramisten die door Bert Nienhuis aan de kunstnijversschool Quellinus, later de I.v.K.N.O in Amsterdam opgeleid werden, uitgebreide stagemogelijkheden. Vanaf de jaren 30 werd de productie van handgedraaide modellen overgezet in die van gietmodellen.
In de tweede helft van de jaren 30 werd voor een nieuwe productielijn bij Goedewaagen naar ontwerpen van de Rotterdamse kunstenaar Jaap Gidding (1887-1955) een grote reeks handgedraaide modellen door de potters van De Star gerealiseerd. Modellen die voor een deel nadien om werden gezet in gietvormen. In 1938-1939 werkte ook de ontwerper-keramist Willem Stuurman (1908-1955) bij Goedewaagen. Van hem is ook een aantal handgedraaide ontwerpen bekend. Van 1952 tot 1959 werkte ook de potter-ontwerper Zweitse Landsheer (1928-2010) voor Goedewaagen. Ook van hem kwam via het handgedraaide aardewerk een innovatieve bijdrage voor het Goedewaagen-design van met name gebruiksgoed. Een honderden jaren lange traditie kreeg zo een sublieme voortzetting.
De Plateel- en Tegelbakkerij De Distel (1894) in Amsterdam. Onder leiding van directeur Jac. M. Lob groeide De Distel uit tot een kunstaardewerkfabriek die na 1910 tot Nederlands belangrijkste aardewerkfabrieken gerekend mag worden met werk van gerenommeerde kunstenaars als Bert Nienhuis, Willem van Norden, Carel Adolph Lion Cachet, Theo Nieuwenhuis, Jan Eisenloeffel en vele anderen.
De Distel werd in 1923 door Goedewaagen gekocht en vanaf dat jaar geheel geïntegreerd in de productie van Goedewaagen in Gouda. Vanaf 1989 was het Keramisch Museum samen met familieleden van directeur Lob en van werkmeester Meijer Smeer een participant in het onderzoek naar de geschiedenis van De Distel. Dit onderzoek leidde in 1994 tot de eerste overzichtsexpositie van deze fabriek na meer dan 70 jaar. Het museum was voorts nauw betrokken bij een grote tentoonstelling die het Nederlands Tegelmuseum in 2000 aan De Distel wijdde.
De invloed van De Distel op zowel de productie van gebruiks- en sieraardewerk bij Goedewaagen als die van kunstaardewerk van het Kunstatelier Goedewaagen-Distel, stond en staat centraal in diverse tentoonstellings- en onderzoeksprojecten van het Keramisch Museum. Een en ander resulteerde onder meer in een door de conservator geschreven hoofdstuk over het keramische oeuvre van Carel Adolph Lion Cachet in een door het Drents Museum en Museum Boymans van Beuningen in 1994.
De Kunstaardewerkfabriek Amstelhoek (1897) in Amsterdam. Deze kunstaardewerkfabriek die aanvankelijk geleid werd door de beeldhouwer Lambertus Zijl, boekte haar grootste successen boekte met de design van Zijl’s assistent Chris van der Hoef. Van der Hoef vertrok in 1903 bij de Amstelhoek om zijn ontwerpen vervolgens bij diverse fabrieken als de PZH in Gouda, de Sphinx in Maastricht, de HAGA in Purmerend en de Amphora in oegstgeest te laten uitvoeren. Geholpen door zijn bruikleengevers volgt het Keramisch Museum Van der Hoefs verdere ontwikkeling. Na het faillissement van de Amstelhoek werd de productie van de Tegel- en Aardewerkfabriek Voorheen Amstelhoek met ook de ontwerpen van Van der Hoef voortgezet door een nieuwe eigenaar als Voorheen Amstelhoek. Deze fabriek kocht op haar beurt in 1907 de failliete boedel gekocht van de Purmerendse fabriek HAGA. In 1910 nam De Distel Voorheen Amstelhoek weer over.
De Plateelbakkerij HAGA (1904). De oorspronkelijk als beeldenfabriek in Den Haag gestichte fabriek HAGA nam in Purmerend het bedrijf van de Weduwe Brantjes over. In haar kortstondige bestaan excelleerde de HAGA als beeldenfabriek die ontwerpen van Nederlands toen belangrijkste beeldhouwers uitvoerde, als serviezenfabriek naar ontwerpen van Chris van der Hoef en door decor- en glazuurexperimenten van HAGA-directeur G.J.D. Offermans. Van enkele beeldjes van de HAGA belandden de moedervormen bij de faillissementsverkoop in 1907 in de collectie van de Amsterdamse Kunstaardewerkfabriek v/h Amstelhoek. Toen VH Amstelhoek in 1910 door De Distel werd verkocht, gingen deze moedervormen naar de voormalige concurrent over. Na de aankoop van De Distel in 1923 door de aardewerkfabriek Goedewaagen werden deze HAGA-plastieken van onder anderen Jan Altorf en August Falise door Goedewaagen uitgebracht. Samen met bruikleengevers onderzoekt het Keramisch Museum deze ontstaansgeschiedenis.
In 1965 verwierf Goedewaagen alle toen lopende moedervormen van haar grootste concurrent in Gouda de Plateelbakkerij Zuid-Holland (1898). De PZH die in 1964 failliet ging, was tot dat moment bij afstand de grootste fabrikant van gedecoreerd aardewerk of plateel. Na de oorlog was de PZH Nederlands grootste producent van Delfts Blauw sieraardewerk geworden. Goedewaagen nam van de PZH ook een groot aantal gelegenheidsopdrachten voor bedrijven over met als meest aansprekende voorbeeld, de editie van KLM-huisjes voor Bols-Henkes. Mede omdat de facto de productie van de PZH eerst in Gouda en later in Nieuw Buinen bij de aardewerkfabriek Goedewaagen werd voortgezet, richtte het Keramisch Museum zich vanaf haar stichting op het onderzoek naar deze plateelfabriek van wie bij het faillissement het grootste deel van het bedrijfsarchief vernietigd werd. Als eerste museum in Nederland exposeerde het Keramisch Museum een groot deel van de in 1987 door de Stedelijke Musea van Gouda verworven collectie Hageman. Twee jaar later bracht het Gouds museum zelf een grote overzichtsexpositie van de PZH. Door de Hageman-presentatie kreeg het Keramisch Museum in 1994 in langdurig bruikleen de plateelcollectie van Jan H. Branolte, een bruikleen dat uit enige honderden PZH-stukken bestaat. Op dit moment doen enkele werkgroepen van het Keramisch Museum nader onderzoek naar diverse aspecten van de fabriek, zie de programmering van het Wetenschappelijk Instituut Willem van Norden.
In 1967 nam Goedewaagen ook de Plateelbakkerij Quo Vadis (1945) in Gouda over en verwierf zo een aantal goede vakkrachten die mede ingezet werden in de in 1964 in Nieuw Buinen opgezette, tweede Goedewaagen-vestiging De onder meer bij de Plateelbakkerij Zuid-Holland en de Porceleyne Fles geschoolde plateelschilder Gerard van Doorn was in 1988 betrokken bij de eerste inventarisatie van keramische kunstvoorwerpen op de zolders van de aardewerkfabriek Goedewaagen. Hij was mede-oprichter van de stichting Keramisch Museum Goedewaagen in 1989 en geeft sinds 2001 vorm en inhoud aan de Workshops die eerst de fabriek en nu het museum organiseert.
Gerard van Doorn is vanaf 1990 eveneens de huisfotograaf van fabriek en museum. Het was ook Gerard van Doorn die, toen Quo Vadis uit de faillissementsboedel van de PZH in 1965 de kasten met decorkaarten van deze fabriek kocht en vervolgens de opdracht kreeg om dubbele exemplaren te verbranden, die voor de vernietiging redde. Het Keramisch Museum werkt daardoor vanaf 1989 met het bruikleen van meer dan 300 handgeschilderde decorkaarten.
De herstart van de nieuwe BV Goedewaagen-Gouda was zo florissant dat in december 1989 de voorheen Goudse Plateelbakkerij Flora (1945) uit Hardenberg overgenomen werd. De productie aan Goudse traditionals en moderne design van de Flora werd in 1993 geheel geïntegreerd in de fabriek in Nieuw Buinen. De Flora kreeg in de jaren late jaren 50 en vroege jaren 60 een prominente rol in Nederland als ontwikkelaar van trendy design, het zogenaamde Retro-aardewerk.
Het Keramisch Museum maakte als eerste museum in Nederland in 1991 een uitgebreide overzichtsexpositie over dit vernieuwende aardewerk. De museumconservator was in 2006 ook co-auteur van een monografie van de Stedelijke Musea Den Bosch en Waanders Publishers. De innovatieve, keramische design van Flora Plateel uit de jaren 80 en 90 met ontwerpen van vooral Floris Meydam, Jeroen Bechtold en Dorothé van Agthoven stond in 1992 ook centraal op een museumexpositie in Nieuw Buinen.
De aardewerkfabriek Royal Goedewaagen-Gouda BV kenmerkt zich door het nadrukkelijk voortzetten van eeuwenoude ambachtstradities uit Gouda, Delft, Amsterdam, Purmerend en Den Haag enerzijds en de modernste technologische vernieuwingen anderzijds. Ontwerpen van weleer worden overeenkomstig de oorspronkelijke technieken opnieuw uitgevoerd, zoals een aquarel-ontwerp voor een tegeltableau uit 1903 van De Distel, uitgevoerd door Gerard van Doorn in 1992. Het Keramisch Museum vervulde ten behoeve van de fabriek ook kunsthistorische research die als zodanig tot restauratie-opdrachten leidde, bijvoorbeeld voor de replica-reconstructie van een zevendelig, door Bert Nienhuis ontworpen geveltableau van De Distel uit 1903 voor het winkelpand Herestraat 101 in Groningen. Naderhand volgde nog, begeleid door het museum, een restauratieopdracht voor een Distel-reclametableau in Wageningen.
Geënt op het tentoonstellingsprogramma van plateel in het Keramisch Museum gingen de ontwerpers en technici van de aardewerkfabriek Goedewaagen in 1996 de uitdaging aan om ook zelf weer plateel te gaan maken. Auke Beikes ontwierp het opglazuur-decor Iris in de trant van Gouds matplateel van de vroege jaren 20. De eerste editie werd in 1996 gepresenteerd in gebouw De Moriaan van de Stedelijke Musea van Gouda. Een jaar later werd het door Beikes ontworpen onderglazuur-decor Laila gepresenteerd – een decor in de trant van het glansdecor Gouda van de PZH vanaf 1905.
Op basis van research van het museum en de nieuwe ontwerper Sander Alblas realiseerde Goedewaagen in 1999 het decor Amata, een speelse bewerking van het lineaire, Purmerendse decor van de gebroeders Vet van 1902 tot 1906. Dit nieuwe decor werd direct na de presentatie geëxposeerd in het Purmerends Museum. Naar voorbeeld van het Haagse Kantjes-decor van het eierschaalporselein van de Plateelfabriek Rozenburg en de aardewerkversie daarvan van de PZH ontwierp Sander Alblas het florale decor Fiore. Zowel voor de editie van Amata als die van Fiore was het museum nauw betrokken bij de keuze van opnieuw uit te voeren, relatief moeilijke plateelmodellen.
De museumconservator verrichtte in 1996 en 1997 ten behoeve van de fabriek diensten als art consultant in de begeleiding van zes Amsterdamse kunstenaressen die als Dutch Decorators als ‘camp’ ervaren biscuit-modellen van voorheen de Plateelbakkerij Zuid-Holland van eigentijdse decors voorzagen. Het project werd in 1997 in het Catharina Gasthuis van de Stedelijke Musea van Gouda gepresenteerd.
Met een knipoog naar de handgedraaide spaarvarkens van de Star-Goedewaagen die in het Keramisch Museum geëxposeerd worden, ontwierp vormgever Robert Bronwasser in 2009 zijn Money Pig met een goud geglazuurde snuit. De internationaal befaamde striptekenaar Joost Swarte gaf Bronwassers ontwerp een wat kritischer eigentijdse invulling.
Voor de aardewerkfabriek Royal Goedewaagen deed het Keramisch Museum nadere research naar de ontstaansgeschiedenis van met spiritualiën gevulde miniaturen, toen zich vanaf 1995 een juridisch conflict tussen Bols-Henkes enerzijds en Goedewaagen anderzijds ontbrandde over de beeldrechten op de KLM-huisjes die tussen 1965 en 1995 Goedewaagen gemaakt werden; een order die door Bols-Henkes naar Oost-Azië verplaatst werd. Het museumonderzoek leidde tot de conclusie dat Goedewaagen al in 1932 een productielijn van historische miniaturen als drankcontainer opzette en in 1939, 13 Jaar voor het uitbrengen van het eerste KLM-huisje bij de PZH, al twee goed gedetailleerde grachtenhuisjes produceerde.